vrijdag 31 juli 2009

Rood onderstreept

Een simpele uitwisseling van meningen. Alleen, de tegenpartij houdt er niet van dat ik assertief kan pareren. Hij is het niet gewend dat ik hem geen gelijk geef. Ik ook niet. Dat uit zich dan ook in een gloeiende blos op m’n wangen.

Hij: Wat is’t? Je moet niet zo rood worden hoor. Gemeen lachje.

Ik: Rood is m’n lievelingskleur.

Hij: Pfff...

Ik: Ik gebruik het bij voorkeur om m’n gelijk te onderstrepen.
Triomfantelijke exit.

zondag 26 juli 2009

Ik ga Doornroosje kussen.

Toen ik dertig werd, ben ik op een paard gesprongen. Het bracht mij op weg ergens naartoe, al wist ik op dat moment niet waarheen. Onder m'n harnas, klopte een hart dat schreeuwde om ergens thuis te horen.

Ik zocht een plaats in m'n leven waar ik ’s morgens wakker wilde worden en ontspannen de ziel kon uitstrekken. Een beroepsmatige thuis die er één was, nog voor ik er had gewoond. Om precies te zijn, zocht ik het kasteel van Doornroosje. M’n toekomst lag daarbinnen te slapen maar hoe geraakte ik er bij?

Je bestemming is namelijk makkelijk te verwarren met de hinderlaag eromheen. Voor je’t weet, raak je verstrikt in de omhelzing van deze torenhoge klimplant. Akkoord, je bent levenslang omringd door heerlijk geurende bloesems, maar op die manier raak je het kasteel nooit binnen.

Vandaag baan ik me een weg door de heesters met m’n onverschrokken zwaard, het schild der gezond verstand en een intuïtieve maliënkolder. Het is niet altijd makkelijk maar wat obstakels hier en daar doen de kus aan de finish des te zoeter smaken.

Ik zal m’n toekomst weldra tot leven wekken en haar dan ridderlijk in de ogen kijken. Doornroosje, maak je borst alvast maar nat.

dinsdag 21 juli 2009

Zeurzeteltje

Overkomt het u ook wel eens? Het is maar een tijdelijke opwelling doch de nood kan hoog zijn. Het enige wat u behoeft is een toehoorder met begripvolle ogen en stuttende schouders.

Omdat de dag druk en meedogenloos door uw vingers glipt en u toch een uitlaat zoekt, klinkt u steeds vaker als een uitzinnig zoemende mug of een boom die handmatig wordt doorgezaagd.

Zowel m'n zoon als ik hebben de laatste tijd last van dit syndroom. Onverwachts vonden we samen een remedie. Het zeurzeteltje. Wie erop gaat zitten mag zich volledig laten gaan.

Een speentje, een zacht kussen, een deken en een knuffelbeer behoren tot de standaard uitrusting. Ook een stevige aaibeurt van mama, indien nodig. Crisissen in de supermarkt, drammerige tirades in de auto: alles wordt uitgesteld en doorverwezen naar de voorziene plaats. Het werkt wonderwel voor mijn tweejarige zeurkous.

Mijn zeurzeteltje... dat is m’n lief. Aan het einde van de dag mag ik tussen een paar forse schouders één minuut lang over alles en iedereen zeuren. Zonder vragen, zonder teruggekaatste verwijten of vervolgdiscussies.

Ergernis over stoppelhaartjes in de wasbak, een bemoeizuchtige opmerking van een voorbijganger omdat m’n zoontje niet van de eerste keer luistert, pijntjes en kwaaltjes die me de keel uithangen, tot zelfs frustratie om vanzelfsprekende dingen waartoe ik fysiek niet meer in staat ben. Het komt er allemaal uit in een Thuis-gewijze scène waarin Simonneke aan het woord is. Of moet ik zeggen aan de Kleenex.

Overdag wordt er op onze zeurzender niets uitgezonden en dat zorgt voor een ontspannen sfeer. ’s Avonds mag bij wijze van ontlading even de knop loeihard worden opengedraaid, maar dat geeft niet want het is maar voor één liedje. En zelfs lelijke liedjes duren niet lang.

zondag 12 juli 2009

Ik ben een eiland

Voor velen een verre droom, een fata morgana. Ongereptheid. Rust en stilte. Leven op je eigen ritme. Elke dag een siësta. Je eigen baas zijn. Wachten tot de tijd voorbijgaat.

Voor mij is het een verafgelegen eiland. Quasi onbewoond, met uitzondering van een handjevol inboorlingen die te druk bezig zijn te overleven. Ik ben de banneling. De boeteling. De melaatse.

Aan de andere kant van de oceaan weet ik vrienden, veel vrienden. Maar de overzetboot is bankroet. Het is behelpen met rookpluimen en kauwen op herinneringen. Kauwen en herkauwen.

De zon schijnt haar stralen om me te tarten. Golven wiegen me niet langer in slaap, ze maken me zeeziek. De koddige gewoontes van de inboorlingen zijn eigenlijk gewoon ergerlijke schabouwelijkheden. Zand kruipt overal en palmbomen zijn ook overroepen.

Doch, met volle moed stel ik elke ochtend het vizier bij, zoem in op de horizon en hoop op kapers op de kust. Zeeschuimers die met hun schuit m'n strand komen jutten. Piet piraat die me komt gijzelen en me brokkebrood voorschotelt in z’n kajuit. Of slappe soep. Kan het mij wat schelen.

Als er maar wat gebeurt. Kanonnen en granaten, zoiets. Alles beter dan de zouteloze conversaties met mijn imaginaire vriend, Vrijdag. Want wat is het verschil tussen maandag en vrijdag, op een quasi onbewoond eiland?


zaterdag 4 juli 2009

Vorsers blij verrast met opwarming Antwerpen

Vandaag ben ik, beste mede-Antwerpenaar, tot de conclusie gekomen dat er zich meer glimlach tekent rond de zogenaamd verzuurde monden dan aangenomen. Er klopt werkelijk een groter hart in de schijnbaar bekrompen borst dan er in de wandelgangen wordt gefluisterd.

Dit weloverwogen besluit komt er na grootschalig proefondervindelijk veldwerk. U vraagt zich af met welk meetinstrument men deze boude stelling kan staven?
Men beginne bij het prille begin. Men neemt een onschuldig kind, bij voorkeur een baby of peuter onder de arm en reist per openbaar vervoer of doet samen boodschappen. Men observeert discreet reacties van omringende passagiers, die van winkelpersoneel en passanten op straat. Men doet dit ettelijke maanden achter elkaar in Antwerpen en omstreken.

Toe te passen formule: de hoeveelheid interactie tussen hen en het kind is rechtevenredig met de warmte die in hun ziel huist. Spiekbriefje toegelaten.
Vervolgens voert men regelmatig steekproeven uit in andere gebieden. Men laat de natuurlijke aantrekkingskracht van het kind z’n werk doen en ontgint wat er te rapen valt.

Men komt tot slotsom dat het in Antwerpen niet zo dramatisch gesteld is als men dacht. Meer nog, men stelt vast dat het in Antwerpen best wel meevalt, voor zo’n metropool.
Dat er nog hoop is. En dat het loont om zelf bij te dragen tot de opwarming van Antwerpen. Daarom: laat die zure laag smelten en spuit wat meer zotternij in de ether. Gebruik onafbreekbare moppen en sorteer vooral uw lachsalvo’s niet. De menselijke natuur heeft u nodig, laat hem niet in de kou.

Blogarchief