zondag 12 juli 2009

Ik ben een eiland

Voor velen een verre droom, een fata morgana. Ongereptheid. Rust en stilte. Leven op je eigen ritme. Elke dag een siësta. Je eigen baas zijn. Wachten tot de tijd voorbijgaat.

Voor mij is het een verafgelegen eiland. Quasi onbewoond, met uitzondering van een handjevol inboorlingen die te druk bezig zijn te overleven. Ik ben de banneling. De boeteling. De melaatse.

Aan de andere kant van de oceaan weet ik vrienden, veel vrienden. Maar de overzetboot is bankroet. Het is behelpen met rookpluimen en kauwen op herinneringen. Kauwen en herkauwen.

De zon schijnt haar stralen om me te tarten. Golven wiegen me niet langer in slaap, ze maken me zeeziek. De koddige gewoontes van de inboorlingen zijn eigenlijk gewoon ergerlijke schabouwelijkheden. Zand kruipt overal en palmbomen zijn ook overroepen.

Doch, met volle moed stel ik elke ochtend het vizier bij, zoem in op de horizon en hoop op kapers op de kust. Zeeschuimers die met hun schuit m'n strand komen jutten. Piet piraat die me komt gijzelen en me brokkebrood voorschotelt in z’n kajuit. Of slappe soep. Kan het mij wat schelen.

Als er maar wat gebeurt. Kanonnen en granaten, zoiets. Alles beter dan de zouteloze conversaties met mijn imaginaire vriend, Vrijdag. Want wat is het verschil tussen maandag en vrijdag, op een quasi onbewoond eiland?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Blogarchief